Interview Hiam Abbass: “Ik ben graag een borstel in de handen van een regisseur”
“Ik ben geboren te midden van conflicten, dat verklaart misschien waarom ik zo vaak verscheurde personages speel,” stelt Hiam Abbass, “ik hou van complexe films, van verhalen over menselijkheid die vragen oproepen”. Na The Visitor acteert ze in de nieuwste Jim Jarmusch, The Limits of Control, maar voorlopig is deze Israëlisch-Arabische karakteractrice vooral bekend van Paradise Now, Munich, Free Zone, Dialogue avec mon jardinier en Lemon Tree.
Hoe heeft Tom McCarthy je ontdekt en aangesproken voor The Visitor?
HIAM ABBASS: Toen hij in Beiroet verbleef zag Tom me voor het eerst in Satin Rouge (Raja Amari) en daarna nog in The Syrian Bride (Eran Riklis), Paradise Now (Hany Abu-Assad) en Munich (Steven Spielberg). Hij kwam naar Parijs om te werken aan het script van The Visitor en wou me absoluut zien (Abbass woont in Marseille, n.v.d.r.). We spraken twee keer. Eerst heel algemeen. Dan specifiek over de manier waarop Arabische vrouwen reageren. Achteraf kon ik de ontmoeting niet plaatsen. Tom had me ook geen rol in de film beloofd. Drie maanden daarna zond hij me het script en toen begreep ik alles. Veel van de zaken waarover we praatten stonden er namelijk in.
Wat trok je aan in het scenario?
ABBASS: Door die gesprekken met Tom kende ik de vier personages al. Wat me vooral beviel is hoe hun levens verbonden raken en elkaar beïnvloeden. The Visitor toont hoe je via de ogen van iemand die je toevallig ontmoet je eigen leven kan zien. De menselijkheid daarvan in een harde context maakt het verhaal erg interessant. De obstakels die ze tegenkomen worden immers de oorzaak van hun scheiding. De vraag is hoe je als mens op zo’n tragedie reageert. Op papier zag het er niet zo krachtig uit maar tijdens de repetities kwam de intensiteit die ik me herinnerde van onze discussies terug. Tom haalt niet alleen het beste uit acteurs maar geeft kijkers ook nooit het gevoel hen de les te spellen. Als artiest en als mens stelt hij zich vragen die hij met zijn acteurs en publiek wil delen.
Alles begint met een toevallige trip en een toevallige ontmoeting. Het kon iedereen overkomen.
ABBASS: Exact, dat is ook het interessante. Je kijkt naar iets en gelooft dat het jou kan overkomen. Sommige dingen, zoals de op waargebeurde feiten gebaseerde onrechtmatige onderverhuring, ogen onwaarschijnlijk maar door de manier waarop je ze vermenselijkt worden ze geloofwaardig. Het maakt de opgeworpen vragen over het leven alleen maar krachtiger. Elk verhaal dat we zien is iets dat normaal kan gebeuren of gebeurd is. Het interessante is dat je situaties uit het dagelijkse leven licht en ze in een geconcentreerde manier samenbrengt waardoor ze persoonlijk en relevant worden.
Zelf speel je de bezorgde moeder. Hoe belet je dat het een clichépersonage wordt?
ABBASS: Ik heb er met Tom over gepraat. Omdat ze in het midden van het verhaal binnenvalt, bestaat inderdaad het gevaar dat ze een ‘ongeruste moeder’ blijft. Als acteur spreek je daarvoor het achtergrondverhaal omtrent je personage aan waarmee je naar de opnames trekt. Het fungeert als een drug, je denkt zoals het personage dat je speelt. Het is niet ‘hier is ze en dat is ze’, ze is een vrouw met een verleden en een persoonlijkheid. In samenspraak met de regisseur vertrek je van de informatie die je over haar hebt. Daardoor reageer je wanneer je in de film opduikt zo natuurlijk dat het publiek niet de indruk heeft dat je uit het niets komt.
Ik spreek er met bevriende acteurs over: wat denk je wanneer je dat doet? Eerlijk gezegd denk ik nergens aan, behalve aan de situatie, maar vooraf beschik ik graag over het verhaal waardoor het evident wordt waarom ze zo reageert. Mouna is een sterke vrouw, haar leven was niet makkelijk, ze moest haar land verlaten om haar zoon een betere opvoeding te geven. Iemand die deze achtergrond niet heeft zou anders reageren op wat ze in New York meemaakt.
Wanneer je een authentiek personage wil neerzetten mag je het publiek niet alle informatie aanreiken omdat je zoiets in het echte leven ook niet zou doen…
ABBASS: … je begint niet aan iedereen je hele leven te vertellen…
… en wat je prijsgeeft hangt ook af van hoe de andere acteurs reageren.
ABBASS: Het is inderdaad een collectieve arbeid. Acteren is meer dan alleen maar je zin doen. Voor mij is het eerst en vooral luisteren. Wanneer je luistert hoor je, en wanneer je hoort reageer je. Wanneer je met een acteur op de set bent, of gewoon met de camera, moet je weten wat je nastreeft. Elke situatie, elke scène is een verhaal op zich. Je moet telkens alert en eerlijk zijn met wat je geeft. Je moet doseren, niet te veel zodat het niet naar een kant overslaat en niet te weinig zodat het niet naar de andere kant overhelt. Het is zoals een schilderij. Soms heb ik het gevoel, en ik hou van dat gevoel, dat ik een borstel ben in de handen van een regisseur. Ik geef me graag over aan een regisseur zodat hij mijn machine, mijn complex van emoties, kan gebruiken. Ik kan naar mijn personages kijken en hen als personages beoordelen. Zonder ego, zonder mezelf te zien.
Maakt het een verschil of je, zoals hier, vooraf repeteert?
ABBASS: Het was niet nieuw want ik werkte al vaak zo. Alles hangt af van het concept van de regisseur. Met Amos Gitai deed ik films (Free Zone, Disengagement) waarbij we vooraf alleen maar lazen en dingen wegwierpen. Tijdens het draaien liet hij de actrices vrij. Dat is een andere benadering. Het is moeilijk te zeggen wat ideaal is, elke cineast werkt op zijn manier om te bereiken wat hem voor ogen staat. Voor mij maakt het niet uit; ik kan werken met regisseurs die repeteren en met cineasten die dat niet doen.
Films gaan immers over het moment en over op dat moment juist zijn, in de juiste emotie verkeren. Ik ben klaar voor al wat dat moment uitdaagt. Het enige verschil is dat je met meer angst op de set arriveert wanneer je niet voorbereid bent, omdat je een risico neemt. Maar er is altijd een risico want hoe weet je, zelfs wanneer je voorbereid bent, dat je er zal staan wanneer ‘actie!’ weerklinkt?
INTERVIEW FESTIVAL DE DEAUVILLE – 13 SEPTEMBER 2008
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 590, december 2008)